Nederlands English
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

 
 
 
 
 
 
 

Fashion Museum Bath, 18e eeuw

Geplaatst op: 12th mei, 2017 door

In de 18e eeuw werd door Europese vrouwen vaak een robe à la Francaise gedragen. De Engelse vrouwen droegen een strakker aansluitende snit die in Europa aan het einde van de 18e eeuw populair werd: de robe à la anglaise. Zo’n jurk bestond uit een rok en een overjurk, al dan niet met borstlap gedragen op een korset en onderrok. Op de eerste foto zien we heel duidelijk de borstlap die onder de overjurk is vastgespeld. Ook zien we prachtige fichu’s gedragen bij de jurken om het lage décolleté te bedekken.

Mannen droegen in de 18e eeuw een habit à la Francaise dat bestond uit een kniebroek, vest en jas. Op de foto linksonder zien we het vest (waistcoat) uit 1740, van zijde met geborduurde zijde van dezelfde kleur. Dit soort kleding werd van te voren op de stof bewerkt in patroondelen en later door een kleermaker op maat in elkaar gezet.

Dit ensemble uit 1740 heeft een gequilte rok (petticoat). Twee lagen zijde met daartussen een laag wol zijn aan elkaar gestikt en geborduurd met een patroon. Het borduurpatroon voorkomt dat de wol verplaatst en de laag wol zorgt ervoor dat de rok extra warm is. Bovendien staat de rok mooier uit doordat de stof dikker wordt. Op deze rok zien we een design met distels. Mogelijk is deze petticoat gemaakt in Schotland en een uiting van aanhang voor de Jacobitische opstanden.

Kinderkleding. Jongens en meisjes droegen jurkjes tot een jaar of 4/5 (of tot de jongen zindelijk werd). Daarna mocht de jongen voor het eerst de broek aan. Dit was een speciaal moment. Kinderen dragen al snel kleding zoals de kleding van volwassenen. Op onderstaande afbeelding zien we twee jurkjes met een hoge taille en kleine mouwtjes.

De zijden schoenen die werden gedragen werden buiten beschermd tegen regen en vuil door ‘clogs’ (trippen) zoals ze al bekend zijn vanaf de Romeinse tijd. Het is een onderschoen van hout, ijzer of leer waar je met je gehele zijden schoen instapt als je naar buiten gaat.

Jane Austen beschrijft in Persuasion:

When Lady Russell, not long afterwards, was entering Bath on a wet afternoon, and driving through the long course of streets from the Old Bridge to Camden Place, amidst the dash of other carriages, the heavy rumble of carts and drays, the bawling of newsmen, muffin-men, and milk-men, and the ceaseless clink of pattens, she made no complaint..

IJzeren trippen en een dienstmeid die ze draagt tijdens haar werk.

De verhoogde ijzeren trippen waren lastig te dragen en maakten veel lawaai waar o.a. de kerk tegen was. Constance Hill beschrijft in Jane Austen Her Homes and her Friends (1901):

It is true that in bad weather ladies could walk for a short distance in pattens, which were foot-clogs supported upon an iron ring that raised the wearer a couple of inches from the ground. But these were clumsy contrivances. The rings made a clinking noise on any hard surface, and there is a notice in the vestibule of an old church in Bath, stating that “it is requested by the church-wardens that no persons walk in this church with pattens on.

Mijn eigen ervaring met middeleeuwse trippen is dat ze best comfortabel zijn (gemaakt van hout) en absoluut goed beschermen tegen vuil en nattigheid. Waarom ze in de 18e eeuw zijn overgegaan op ijzeren verhogingen die duidelijk lastiger te dragen zijn weet ik niet. De vooruitgang in materialen is niet altijd een vooruitgang in comfort.

Hieronder zien we ‘robes à la francaise’ uit 1760 waarin metaaldraad is verwerkt voor een mooi schitterend effect.

Buiten werden er mantels gedragen. Deze zijden mantel behoorde toe aan Selina, de gravin van Huntingdon. Ze was een aanhanger van het methodisme en stichtte kapellen, zoals één in Bath, vlakbij de Assembly Rooms.

Aan het hof werd een zijden jas, kniebroek en vest gedragen. Onderstaand ensemble is uit 1770. Dit werd gedragen met zijden kousen en schoenen met gespen. Buiten zou dit gedragen worden met een hoed en zwaard.